Sisal, lekker naar het strand
We ontvluchten het gebouw wat bol staat van bezoekende familieleden die werkelijk 24/7 kwekken, met stoelen schuiven en zelfs om 2 uur s’ nachts een dronken potje gaan voetballen in het parkeerdek. Gelukkig greep een andere buur in en moesten ze daarmee stoppen.
Het geschreeuw en gegil, het geschuif met meubels en het ongelofelijk egoïstisch gedrag van de benedenburen drijft het halve gebouw tot wanhoop geloof ik, want iedereen loopt te sacherijnen door slaapgebrek en irritatie. Mexicanen zijn raar, ze spreken elkaar er niet op aan, maar ze mopperen en sacherijnen er dusdanig op los dat de onvrede over de situatie van de muren druipt. Maar niemand zegt iets tegen de veroorzakers, tot de bal op de heilige koe van iemand lande en het autoalarm afging. Toen werd er wel ingegrepen.
Wij zeggen ook niets, als buitenstaanders tussen de Mexicanen worden we getolereerd, ik denk dat als we ons bemoeien met dit soort zaken we gewoon te horen krijgen dat we dan maar terug naar huis moeten, iets met “hun land, hun gewoontes, hun regels” .
We vertrekken naar het strand en laten de stad en al zijn lawaai achter ons. Sisal deze keer, in de hoop niet 1 grote toeristische meuk binnen te rijden en nog wat authentiek Mexicaans strandvermaak tegen te komen. Dat valt wel op in dit land hoor, strand is verdeeld, de beste plekjes zijn voor de toeristen en de mindere plekken zijn voor Mexicanen. Eigenlijk net als in de Filipijnen.
Wij zitten overal, maar liever tussen de Mexicanen.
Sisal dus, ene slaperig dorpje aan zee, met een lang strand aan de Golf van Mexico. Honderden kilometers verder aan de overkant ligt New Orleans.
Het strand is bijna sereen stil in vergelijk met wat we achterlaten.
We bestellen is, filet, want ik heb geen zin in graten en een hele vis is vast niet vers op een dag als deze omdat de vissers hun nieuwjaarsroes nog liggen uit te snurken en er geen boten zijn uitgevaren. We krijgen met bittere sinaasappel opgeleukte gerookte vis die even langs de gril is gegaan. Estillo Puc Chuc. Daar waar ze in Baja California Sur alles drogen en daarna weer wellen, weken ze hier alles in citroen of in bittere sinaasappels. Dan blijft het langer goed.
Als de balans goed is, is het best lekker, maar het past beter bij varkensvlees dan vis die estillo Poc Chuc. Maar de groente is lekker, de limonada koel, de rijst lekker vol van korrel.
Ik zoek schelpen en neem een handje mee naar huis, we kijken naar de aalscholvers die verveeld in hun veren plukken en wandelen door het dorpje. Ik zou hier kunnen wonen, ook al is er amper een supermarkt en verder weinig te doen. Het dorp is zo saai dat zelfs het recycle punt als historisch landmark op de kaart staat.
Maar het heeft wel iets, en de mensen zijn relaxt en vriendelijk. Anders dan de jachtige bende in de stad. Ik geniet, met volle teugen. Hoewel het frisjes is, is de zon op mijn blote armen zalig, en het koude water om zijn zanderige voeten lekker.
Overal rieten parapols, overal een soort van restaurantjes, en overal verkopers, zo hoort het, denk ik als ik weer een mooie schelp opraap en beoordeel of ik die mee wil nemen.
Ik ben zo druk met niksen, dat ik vergeet foto’s te maken, maar ik heb er een paar, genomen vanaf de pier, de Muelle de Sisal, zoals dat ding met sjieke woorden heet. En ik doe de menukaart erbij, dan kun je meekijken qua prijzen en aangeboden hap. Misschien interessant voor die mensen die de kosten van levensonderhoud in Mexico willen berekenen. Als je op de foto’s klikt vergroten ze uit.
De stand van de zon vertelt ons dat het bijna 4 uur is als we besluiten weer terug te rijden naar Merida, uurtje rijden door het groene vlakke landschap, de moerassen die voor Sisal het landschap tekenen stinken naar verrotte planten en modder, geuren van de zomer in de winter.