Mijmeringen van een zwerfziel

Een rare droom hebben

Ik loop de stenen trappen op naar het vreemde bouwwerk waarvan men zegt dat het mijn thuis zal zijn. Ik weet het niet heel zeker maar ik geloofd dat ik uitgehuwelijkt word. 

Ik ben een een kleine wereld dat weet ik wel, ik kan alleen de trappen zien en die lijken oud, heel oud, maar ik kan niet om mij heen kijken, wel lagen er een paar roeispanen onder aan de trappen, en precies bij die roeispanen zei mijn begeleider dat we omhoog moeten. Ze heeft een rare sleutel om het bouwwerk te openen, maar waarom gebruikt ze die als de deur al open staat? Ik vraag het me af als ze me maant om naar binnen te gaan en niet te treuzelen. Het bouwwerk hangt boven de zee, een zee vol woeste golven.

Ik stap een soort ruimte binnen zoals je zou verwachten als in een Steampunk wereld, veel pijpleidingen, metertjes, donkerbruin, oud koperwerk en ruw steen. Het is groter dan ik dacht, en lijkt met elke stap groter te worden.  En daar is de man met wie ik dan moet samenleven. We kijken elkaar kort aan en dan kijkt hij weg. Hij geeft me een handjevol schelpen. Omdat ik weet dat je die mooi vind, zegt hij. Ik voel me blij verrast. Hij lijkt op Commander Joseph Lawrence van de Handmaid’s Tale, sterker nog, hij IS Commander Lawrence. Maar dan niet in een pak, maar in een verwassen mouwloos hemd maar inclusief dat baardje.

Ik haat baarden, dat had ik toch gezegd in mijn profiel? Waarom heeft dan niemand naar links geswipet, vraag ik me af.

De Commander verdwijnt en ik sta in de ruimte, het is een beetje een raar pakhuis. Als je de trap opgaat vertelt een stem, kom je in de woonvertrekken en slaapkamer. Dus ik ga de trap op. Door het raampje zie ik een stoet vrouwen die allemaal 1 bezitting van mij dragen, dus 1 vrouw, met 1 korte broek op vooruitgestoken handen gedragen, alsof het een kostbaar offer is aan de goden. Het is geen lange rij, ook in mijn droom bezit ik weinig.

Ik leg de schelpen op de vensterbank bij het raam. En loop verder. De slaapkamer is zo uit een aflevering van hoarders, hij is volgepakt tot aan het plafond en er is weinig ruimte. De woonkamer is meer een uitvinders hok. Een tafel met rare instrumenten en overal liggen notitieboeken, maar het oogt verder wel gezellig, het is een beetje een stoffige geleerden-kamer.

Ik kom op een rondgang, een soort draaiende gang, die mij het gevoel geeft dat ik in een kermisattractie zit,  hij draait heel snel rond en er staan 2 stoelen voor het raam, maar de cirkels zijn niet eenparig want opeens duikt het hele ding diep de golven in, het raam verdwijnt onder het schuimige water. Mijn maag schiet tot achter mijn oren en ik moet me vasthouden aan de muur.

De Commander verschijnt uit het niets en zegt: dit is hoe het huis zich voort beweegt. De draaiende werking geeft het huis snelheid, de loopings bepalen de richting, ik knik. Als ik doorloop kom ik in de keuken, 2 oude AGA fornuizen en een stapel hout. Moet ik hierop koken? Vraag ik verbijsterd. Ja, zegt mijn begeleider, en in de hoek is het toilet. Lekker hygiënisch denk ik.

We koken niet, zegt de Commander, dat is te gevaarlijk het huis is van hout we willen niet dat het afbrand, hij maakt heel kort oogcontact voor hij weer wegkijkt. Wat eten we dan? Vraag ik. Mijn begeleider laat het zien, koude worst, sla, brood, kaas, op een plankje.

Ik wil je zien, zegt de Commander, en ik zeg, dan moet je me aankijken. Nee, zegt hij, ik wil je naakt zien. Nou dat gaat wat snel vind je ook niet, ik weet niet eens hoe je heet, reageer ik een beetje fel. Hij loopt weer weg en ik voel mijn onderbuikgevoel weer opspelen. Ik wil hier helemaal niet zijn. Echt niet.

En ik had mijzelf zoveel dingen beloofd voor de toekomst, voor relaties: geen man met een baard, en geen man die gelijk uit de kleren wil. Een man met een raar ronddraaiend reizend huis stond nog niet op de lijst maar misschien moet ik hem toevoegen?

Wie zijn al die mensen vraag ik als ik al die vrouwen met mijn spullen door het gebouw zie lopen. Dat zijn vriendinnen van je partner. Zoveel? Vraag ik. Er zijn er meer, maar die zie je nu niet. Weer gilt mijn onderbuik dat ik weg moet. Ik en een harem, da’s geen goed idee, ik ben ooit eens helemaal stuk gemaakt door een man met bende’s vriendinnen.  Staat ook op mijn lijstje, geen man met een uitbundige vriendinnen-kring.

Ik zoek de uitgang. De Commander staat opeens weer achter me. Je moet er op vertrouwen dat ik alleen met jou ben, zegt hij, alsof hij mijn gedachten kan lezen. Zij, zij betekenen niets. Ik voel het huis weer ronddraaien, alleen sta ik nu in het centrum en draait de gang om mij heen, mijn haren wapperen van de snelheid en ik voel het in mijn buik, het gevoel van de draaiing overstemt bijna mijn luid gillende mijn onderbuikgevoel.

Reizen ze mee? Vraag ik. Nee zegt hij, jij en ik reizen samen. Maar ik bezoek hen wel, elke dag van de week een ander. Wanneer ben je dan hier? Vraag ik. Tussen de bedrijven door, zegt hij. En wie bestuurt dit ding? Vraag ik weer. En hij: je moet roeien met de riemen die je hebt.

En als ik door de deuropening naar buiten kijk zie ik twee “vriendinnen” met de roeispanen die onderaan de trap lagen omhoog lopen. Als je nu niet weggaat blijf je hier, zegt de Commander, als je de roeispanen aanneemt is het definitief.

Dus het is nu of nooit, fluistert hij in mijn oor terwijl hij mijn haar naar achteren strijkt en mijn nek kust.

Als ik wakker wordt lig in in mijn lakens verstrengelt, alsof ik net zo hard heb gedraaid als die achterlijke gang.

Jemig wat een droom, zucht ik.

Koffie!